Onderzoek van het lectoraat voor Meertaligheid (Drents en Duits) in Het Hunebedcentrum in Borger
Door Joana Duarte, Associate lector Stenden/Emmen


Uit een interview met een ervaren medewerker van het Hunebedcentrum:
“Niet iedereen kan het hoor. De jonkies onder ons die doen het echt niet.
Nee, we zijn nu toevallig met twee ouderen en wij kunnen het alle twee vrij goed. De jonkies die roepen dan: “Help, Duitsers!”.


Duitsland is de belangrijkste handelspartner van Nederland. De kansen die het beheersen van de taal van de buren biedt, worden echter niet altijd herkend en erkend. De beheersing van het Duits is in Nederland in de laatste tientallen jaren sterk achteruitgegaan. Dit gebrek aan taalvaardigheid in het Duits heeft grote gevolgen voor de Nederlandse economie; er is sprake van een geschat verlies van tussen de 8 en de 20 miljard euro per jaar. In de noordelijke grensregio’s speelt aan beide kanten van de grens ook het Nedersaksisch een rol (in Drenthe Drents, in Groningen Gronings en in Duitsland vaak Platduits genoemd). Maar hoe wordt er in de praktijk met deze talen omgegaan? Welke behoeften hebben publieke en private organisaties in grensregio’s ten aanzien van de talen die ze willen aanbieden, die de medewerkers zouden moeten beheersen en die de bezoekers of klanten verlangen?

Taalvragen van het Hunebedcentrum
Het Lectoraat voor Meertaligheid (Drents en Duits) en de Nederlandse Taalunie hebben deze vragen bij Het Hunebedcentrum in Borger onderzocht. Het museum ontvangt tussen 80.000 en 100.000 bezoekers per jaar. De meeste buitenlandse gasten komen uit Duitsland. Het grootste gedeelde van de 25 medewerkers bestaat uit vrijwilligers en gedetacheerden van de Sociale Werkvoorziening of van Werkervaringsplaatsen in een zogenaamd Verlengd Trainings- en Diagnosecentrum. Deze medewerkers brengen over het algemeen een beperkte kennis van Engels en Duits mee. Het Hunebedcentrum wilde middels dit onderzoek te weten komen of het huidig taalaanbod van museum en de medewerkers aansluit bij de wensen van de bezoekers.

Linguistic Landscape
Om daarachter te kunnen komen, werd er een etnografisch onderzoek opgezet, waarbij
verschillende methoden werden gecombineerd om de meertalige situatie van het museum zo volledig mogelijk in kaart te brengen: interviews met medewerkers, enquêtes onder bezoekers, een zogenoemd ‘linguistic landscape’ (fotografische opnames van de talen) van het museum en een analyse van de website en het informatiemateriaal.

Talenkennis belangrijk – ook van de streektaal
De resultaten daarvan laten zien dat Nederlands, Engels en Duits de dominante talen in het museum zijn. Deze talen komen terug in het museum zelf en worden ook door sommige van de medewerkers beheerst. Er zijn echter grote onderlinge verschillen tussen de medewerkers voor wat betreft talenkennis. Terwijl de oudere werknemers aangeven het Engels en het Duits goed te beheersen, spreken de jongere werknemers weinig Engels en Duits. Angst om gasten in een vreemde taal aan te spreken is daarbij vaak het grootste struikelblok. Aangezien het museum grotendeels draait op onbetaalde werknemers, kan er amper geselecteerd worden op basis van taalvaardigheid. Het
Nedersaksisch speelt een ondergeschikte rol in het museum. Hoewel veel medewerkers en bezoekers een vorm van dialect beheersen, wordt de streektaal vaak niet als een volwaardige mogelijkheid voor communicatie herkend of ingezet, zeker wanneer het gaat om communicatie met gasten. Romaanse talen, zoals het Frans en het Spaans, spelen amper een rol in het museum. Spaanstalige bezoekers gaven verder aan dat één romaanse taal genoeg is om alle bezoekers met een romaanse taal door de expositie te helpen.

Meer Duits in het mbo
Het onderzoek laat zien dat er vooral in het MBO meer onderwijs in het Duits nodig is om de toekomstige medewerkers in de regio met passende taalvaardigheden toe te kunnen rusten. Voor het toerisme in de grensregio, en meer in het bijzonder musea in deze regio, is meer aandacht voor Romaanse talen ook van belang, vooral in schriftelijk informatiemateriaal. Tenslotte is een bewustere omgang met de regionale streektalen van belang, ook als het er om gaat ze in te zetten als communicatiemiddel in grensregio’s. Uiteindelijk moeten medewerkers aan grensregio’s in staat
zijn om van een “Help! Duitsers!” een “Welkom, Duitsers!” te maken.